Skip to content

Er ligt een schoen

Stel dat ik ‘met de kennis van nu’ opnieuw voor mijn beroepskeuze zou staan. Misschien kwam ik op hetzelfde vak uit. Maar het zou ook zomaar computerlinguïstiek kunnen worden, al was het maar omdat je je in dat vak kunt blijven verwonderen over de prestaties van het menselijk brein. Als je probeert de computer dingen met taal te laten doen, besef je steeds weer hoe gecompliceerd ons taalvermogen eigenlijk is, en hoeveel er komt kijken bij dingen die ons in het dagelijks leven heel gemakkelijk af lijken te gaan, zoals spreken en verstaan. 

Want als dit   geluid  je oor binnenkomt (geluidstrillingen dus), hoe achterhalen je hersenen dan welke zinvolle mededeling de spreker wil overbrengen?

Daarvoor zijn allerlei bewerkingen nodig. Zo moet je de omgevingsruis elimineren, de afzonderlijke woorden isoleren, analyseren hoe deze samenhangen en uit alle mogelijke interpretaties de meest waarschijnlijke kiezen. Dat lukt niet puur op basis van de geluidstrillingen, je hebt er allerlei extra’s voor nodig. Een woordenboek in je hoofd en inzicht in de opbouw van zinnen zijn nog de simpelste. Je moet ook wat weten van hoe de wereld in elkaar steekt en van de manier waarop mensen communiceren. En je moet rekening houden met de situatie waarin de uitspraak wordt gedaan. In dat hele proces kan van alles misgaan:

Twee mensen rijden in een auto over de lange rechte polderwegen richting Emmeloord. Langs de weg staan borden die waarschuwen voor naderende stoplichten. De bestuurder lijkt er niet helemaal bij met zijn gedachten. Zijn rechterhand zoekt iets tussen de twee stoelen, bij de handrem. De vrouw naast hem vraagt zich af waar hij naar op zoek is, maar wil ook zorgen dat hij zijn aandacht bij de verkeerssituatie houdt. Daarom leest ze voor wat op het bord staat: “Stoplicht over 300 meter.” De bestuurder reageert: “Er ligt een schoen”. Een schoen? Daar bij de handrem? Ze kijkt verbaasd naar links. Geen schoen te bekennen. Waarom zou daar een schoen liggen? En als er een ligt, waar is dan de andere helft van het paar? “Ik zie helemaal geen schoen”, zegt ze. Dan blijkt het misverstand. Wat hij zei, was: “Het licht is groen.”

Er zijn tegenwoordig spraakherkenningsprogramma’s voor pc die het heel behoorlijk schijnen te doen. Zouden zij het wél goed hebben verstaan?